dinsdag 24 augustus 2010

Say what you need to say

Een van de mooiste nummers
die de Deense pelgrim Claus
voor ons zong in
de middeleeuwse kapel in
het plaatsje Foncebadon.

Beluister het via: http://www.youtube.com/watch?v=gt58Z_XuGe4

Druk?

(onderweg geschreven, nu pas gepubliceerd)
Uit gesprekken met oudgediende pelgrims bleek dat het aantal pelgrims aan de Camino behoorlijk is toegenomen de laatste jaren. Sommigen konden hun afgrijzen maar ternauwernood onderdrukken. Ik merk er zelf niet zoveel van. Dagelijks vertrekken er tussen de 50 en 100 pelgrims vanuit dezelfde plaats. Omdat de afstanden tussen de 20 en 30 km liggen blijft er genoeg ruimte over voor de pelgrims om zich te verspreiden. Dikwijl loop ik helemaal alleen en komt er pas een pelgrim voorbij wanneer ik bij een bar of midden in de natuur pauzeer. Het ontmoeten van andere pelgrims kent, althans in mijn ogen, vele voordelen.
Een paar op een rijtje:
  • er is altijd iemand in voor een praatjes
  • de praatjes monden vaak uit in filosofische en emotionele gesprekken waarin altijd wel een wijze les verborgen zit
  • na zoveel dagen lopen ken ik behoorlijk wat mensen en het voelt als een grote familie 
  • omdat bijna iedereen elkaar wel (her)kent en je allemaal achter elkaar loopt is het makkelijk om te achterhalen waar iemand is, hoe het met een bevriende pelgrim gaat en je kunt nerichtjes achterlaten die dan via via bij de juiste persoon belanden
  • in wildvreemde steden, dorpen, bosen en velden ben je nooit alleen
  • het geeft een geborgen gevoel wanneer je weet dat er mensen achter en voor je lopen die je zullen helpen wanneer je hulp nodig hebt 
  • iedereen helpt elkaar, aan eten, water, chocola, zonnebrandcreme, de laatste tips op blaren en ander medisch gebied
  • je kunt altijd ergens aanschuiven met ontbijt, lunch of avondeten (zo heb ik al menig menu voorzien van een heerlijk toetje)
Samen koken in Villar de Manzarife

De allerallerlaatste nacht!

‘s Avonds om 22.00 uur zijn alle pelgrims die in het klooster slapen uitgenodigd om naar de avondsluiting te komen. Van te voren heeft Marisa een pilgrim van iedere nationaliteit gevraagd om een gebed in zijn of haar moedertaal voor te lezen. Met veertig man lopen we naar de met kaarsen verlichte kapel. Voor de deur pakken we een steen met de gele Caminopijl uit het zakje van de Franciscaner monnik. Zwijgend nemen we plaats in de houten banken. De monnik opent de bijeenkomst en onsteekt het licht van een olielampje. Hij geeft het aan de pilgrim die het dichtst bij hem zit en in stilte gaat het lampje van hand tot hand, gevuld met overpeinzingen, dankbetuigingen, gebeden. Over Marisa´s wang biggelt langzaam een traan. Wanneer het lampje terug is gekeerd naar de monnik lopen we een voor een naar voren om ons gebed voor te lezen. Mijn vertaling klopt van geen kant, maar omdat er verder niemand anders Nederlands spreekt maak ik er maar snel een eigen versie van. Bij terugkomst in de houten bank veegt Marisa de tranen van haar gezicht. Ze slaat haar armen om mij heen. Het is inmiddels al de derde keer dat ze dit meemaakt, maar het ontroerd haar nog steeds.

We worden uitgenodigd om onze steen op het altaar te leggen en in een kring te gaan staan. Hand in hand. De monnik legt uit dat met deze stenen Santiago is gebouwd, een heilige, krachtige plek, het doel van onze reis. Toch ervaren bijna alle pelgrims tijdens het lopen dat de weg ernaar toe ook van groot belang is. De weg biedt je de mogelijkheid om je open te stellen voor je omgeving, de natuur, de mensen, jezelf. Om anderen te helpen bij pijn, verdriet, honger en dorst of om zelf gesteund te worden. De monnik spreekt de wens uit dat wij als ambassadeurs terugreizen naar ons moederland en daar samen werken aan een betere wereld. Na afloop van zijn mooie woorden volgen veertig omhelzingen, veertig keer de armen van - veelal onbekende - pelgrims om je heen, bemoedigende woorden, liefdevolle wensen, grapjes en vele tranen. We zijn er! En wat is er onderweg veel gebeurd. Bijna gaan we terug naar huis. We koesteren deze laatste momenten. Onze voetstappen laten we achter. De Camino zit voor altijd in ons hart. Samen lopen we verder ons leven in.

Na de bijeenkomst gaan we met alle pelgrims naar het plein voor de kathedraal. Daar vindt een klank-en-licht-spektakel plaats met de oude keathedraal als projectiescherm. De hele pelgrimstocht komt voorbij, van de prachtige landschappen tot de pelgrims zelf, de kunst en cultuur onderweg en de muziek. In vliegende vaart trekken ook alle herinneringen aan mij voorbij. Terug in het klooster poets ik snel mijn tanden en ga de laatste nacht in. Marisa komt nog even langs, geeft een zoen en dekt mij toe. Madre Marisa die zo liefdevol en zorgzaam was vandaag. Wat een bijzondere ontmoeting op deze laatste, allerlaatste dag.

Wat te doen op zo´n laatste dag?

Het wordt: tas achterlaten in het seminarie, ontbijten in een park, tas ophalen in het seminarie, naar de directeur-van-het-museum-van-de-kathedraal die niet aanwezig blijkt, koffie drinken, terug naar de directeur die er weer is en mij voorziet van de laatste stempel in mijn pelgrimspaspoort. Het is de eerste die hij – niet zonder trots – zelf zet in het credencial van een pilgrim. Vervolgens probeer ik voor de derde keer een afspraak te maken met de directeur van het Museo de la Peregrinciones. De schaars Engels sprekende baliemedewerkers weten mij voor de derde keer te vertellen dat hij pas morgenochtend weer aanwezig zal zijn en wel ‘hoogstwaarschijnlijk’. Onverrichter zaken loop ik om twee uur naar het Convento de San Francisco.

Daar blijkt de Canadese Jaymie al in de rij te staan. En even later komt ook de Noorse Kristin aangelopen. Gezellig twee uur wachten. Wijn wordt ruimhartig rondgedeeld en wanneer de ijzeren poorten eindelijk opengaan, word ik begroet door de hospitalera met de woorden ’jij bent Maria uit Holland!’ Dat klopt natuurlijk (Maria is voor de Spanjaarden makkelijker dan Marije, vandaar). Ze omhelst mij en bedelft mij onder de zoenen. ‘Van Amporra!’. Het blijkt dat de Spaanse Amporra die ik zo rond de vijftig kilometerpaal voor Santiago had ontmoet net vanochtend haar hospitalerastokje heeft overgedragen aan Marisa. Amporra had Marisa een beschrijving van mij gegeven met de instructie mij heel hartelijk te ontvangen. En zij voegde daadkrachtig de daad bij haar woord.

Eerst worden de pelgrims binnengelaten die vanochtend in Santiago zijn aangekomen. Of er nog plaats voor ons is, blijft een halfuur spannend. Gelukkig kunnen ook Jaymie, Kristin en ik blijven slapen. Marisa staat al in de deuropening en het feit dat er nog een bed voor mij is, is voor haar weer een aanleiding om mij te omhelzen. Later die middag neemt ze mij bij de hand en leidt mij naar buiten waar ze druk gebarend Amporra belt en mij de telefoon in handen drukt. Amporra lijkt het beetje Engels dat ze tijdens onze wandelingen samen sprak volledig vergeten en ratelt een heel verhaal dat ze afsluit met veel besos. Fijn om haar nog even dichtbij te hebben, ook al is het door de telefoon.

De laatste dag breekt aan

26 juli middernacht: de laatste dag van mijn Camino breekt aan. Zonder Wouter arriveer ik in de albergue in het voormalige grootseminarie in Santiago. Terwijl hij de stad in ging met andere pelgrims ben ik naar een concert van een Gallicische folkband gegaan. Het werd voor de zoveelste keer weer een race tegen de klok. Gelukkig was de poort nog open. Ik haal mijn tas op in de kelder, daar waar Wouter en ik hem ‘s ochtends hebben achtergelaten. Mijn voetstappen weerklinken in het grote trappenhuis. Het gigantische gebouw is in diepe rust. Gelukkig neemt een Spaanse pilgrim mij letterlijk bij de hand mee om mijn bed te vinden. De lichten zijn uit en het is zo donker dat ik mijn bednummer niet kan vinden. Vreemd om de nacht in te gaan, wetend dat het de eennalaatste is. De magie van de Camino wordt bijna doorbroken. ´Hoe zal het zijn om weer terug te gaan naar mijn dagelijkse leven?´ schiet het door mijn hoofd. Nog even niet aan denken. Ik kruip in mijn lakenzak, sla de deken over mij heen en val in slaap.

8.00 uur: Wouter vertrekt vandaag naar San Sebastian. Ik onderneem een poging om hem te zoeken, maar ik heb geen idee op welke verdieping en in welke van de ruim tweehonderd bedden hij slaapt. Het lukt niet om hem te vinden en zonder afscheid te kunnen nemen, loop ik de stad in. Een dag van twijfel begint: wat zal ik vandaag gaan doen? Een aantrekkelijke optie is verder lopen, de eerste etappe van de Camino Portuges. Ook kan ik mijn tas achterlaten in het seminarie en nogmaals de stad ingaan. Of zal ik toch mijn tas meenemen op zoek naar een nieuw bed? Ik zou tot 16.00 uur kunnen wachten en hopen dat er plaats is in de kleine albergue van het Convento de San Francisco. Of toch maar op zoek naar een zwembad?
De Gallicische band.

vrijdag 6 augustus 2010

afscheid

nog even wachten met het beschrijven van de laatste dag.

nog even doen alsof ik nog in santiago ben...